Die vis zwemt in een bokaal.

 De vis heeft een snor en een bril.

 De man zit op de rug van de dolfijn.

 Bart kijkt naar een rode vis.

 De platvis op het bord is lekker.


 

 
op 10

 

 

 

 De vis vaart met een roeiboot.

 De boot van de visser is vol.

 Papa doet de vis in het net.

 Zag je al een vis die brood lust?

 De haai zwemt rond de duiker.

 

 


 

menu

klik op de prent onder of boven de zin en daarna op de prent die er moet komen