F11=groter scherm
welke zin past hierbij ?
-
Er komt een beer uit de doos.
-
De doos blijft dicht vandaag.
-
De beer moet naar de zoo.
-
Die baby danst super mooi.
-
Dit kind heeft in zijn broek gedaan.
-
Die jongen is heel moe.
-
De dino spuwt veel vuur.
-
Dit is een grote olifant.
-
Er komt vuur uit de bek van de giraf.
-
Er springt een dolfijn uit het water.
-
De dolfijn verdrinkt in de zee.
-
Er is veel storm op zee.
-
Het geld staat in brand.
-
Ik betaal mijn bal met geld.
-
Het geld moet naar de bank.
-
De heer verandert in een wolf.
-
De heer is bang van de wolf.
-
De wolf loopt achter de heer.
-
Deze man zegt 'hello'.
-
'Hello' zegt de vrouw tegen mij.
-
Die man is bang van het spook.
-
Die meneer zijn zakken zijn leeg.
-
Mijn broek is stuk, zegt hij.
-
Ik wil een nieuwe broek.
-
De vrouw loopt in een wiel.
-
Hij heeft een tas in zijn hand.
-
Hij en zij lopen in het wiel.
-
De pluim schrijft in het schrift.
-
Deze pluim is van de ooievaar.
-
Ik maak een dictee in het schrift.