F11=groter scherm
welke zin past hierbij ?
-
Deze vos speelt muziek op een harmonica.
-
Alle dieren lopen weg door de slechte muziek van de vos.
-
Het orgel waarop de vos speelt is stuk.
-
Kuifje loopt in de nacht achter zijn hond.
-
De hond van Kuifje heeft een worst gestolen.
-
Kuifjes hond beet de dief in zijn broek.
-
Ik kan mijn ogen niet geloven want ik zie een vliegend paard.
-
Het vliegend paard landt op de top van de berg.
-
Het paard van de ridder is moe en moet naar de stal.
-
We zien de rups veranderen in een mooie vlinder.
-
De rups op de tak wordt opgegeten door de vlinder.
-
De vlinder is heel bang van die groene rups.
-
De vogels zijn aan het werk om hun huisje mooi te maken.
-
Die dieren maken hun huisje stuk.
-
Het huisje van de vogels hangt vast in een boom.
-
Deze lamp gaat aan en dan weer uit.
-
De lichten van die rode auto zijn stuk.
-
Ik zie een mooi rood licht branden.
-
De scheidsrechter is boos en geeft de speler een rode kaart.
-
De voetballer krijgt van deze man een gele kaart.
-
Deze voetballer heeft zojuist een doelpunt gemaakt.
-
De man doet het stof van de staanlamp.
-
De meid helpt mama bij het afstoffen.
-
De prins vindt dat de lamp heel vuil is.
-
Deze zeearend kijkt ons recht in de ogen.
-
De mooie vogel heeft een vis in de zee gezien.
-
De arend bracht een vis naar zijn nest.
-
Dit meisje in het rood is een super danseres.
-
De vrouw met het groen kleed aan danst heel goed.
-
Ik denk dat die vrouw naar een begrafenis gaat.