F11=groter scherm          welke zin past hierbij ?

 

 
    1.   Deze brave jongen plukt bloemen voor zijn moeder.
    2.   De jongen zet de bloemen in een vaas.
    3.   Hij plant veel bloemen in de tuin.
    1.   Wat is die hond verliefd op zijn lekker been !
    2.   Die stoute hond lust dit been niet.
    3.   Hij begraaft het been in de tuin.
    1.   De kleine hond eet de grote hond op.
    2.   De grote bulldog eet de kleine hond op.
    3.   Dit zijn de twee honden van de jager.
    1.   De hond heeft veel plezier met zijn skatebord.
    2.   Er is een stuur op het skatebord van die hond.
    3.   Het skatebord van de hond vliegt tegen de muur.
    1.   De stok is te breed en de hond kan niet in zijn hok.
    2.   Hij gebruikt de stok om een vuurtje te maken.
    3.   De hond begraaft de stok in de tuin.
    1.   Dit brave meisje kan zich goed verkleden.
    2.   De tovenaar verandert dit kind in een dier.
    3.   Deze jongen heeft vele mooie kleren.
    1.   Die domme poes valt recht op haar kop.
    2.   Zij hangt aan de takken van de bomen.
    3.   Die kat heeft beneden een grijze muis gezien.
    1.   Mama gebruikt een G.S.M. om te telefoneren.
    2.   Die man telefoneert naar zijn vrouw.
    3.   De telefoon van mijn tante is stuk.
    1.   Dit meisje maakt zich op aan de tafel van mama.
    2.   Zij droogt haar haar voor de spiegel.
    3.   De spiegel van dit kind is helemaal stuk.
    1.   De grote vogel duwt de andere uit het nest.
    2.   De kleine vogel vliegt uit het nest.
    3.   Moeder vogel brengt een worm naar het nest.