F11=groter scherm
welke zin past hierbij ?
-
Die oude meneer rijdt in een rolstoel.
-
Die man botst met zijn rolstoel op een bus.
-
De rolstoel kan niet meer remmen.
-
Mijn oom kuist de ruiten van ons huis.
-
Die vent doet de ramen van mijn huis stuk.
-
Hij wuift door het raam naar ons.
-
Met een grote borstel kuist hij het vuil op.
-
Met de borstel jaagt hij de poezen weg.
-
De borstel van de man breekt in stukken.
-
Hij giet een glas in en drinkt het leeg.
-
De fles van die man is helemaal leeg.
-
De man gaat een nieuwe fles kopen.
-
Deze goochelaar kan goed toveren.
-
Hij goochelt een konijn uit zijn hoed.
-
De man slaat met zijn stok de bol stuk.
-
Dat meisje springt mooi van de wipplank.
-
Zij springt recht in een hoop zand.
-
De wipplank breekt in twee stukken.
-
Deze poes heeft een mooi blauw kleedje aan.
-
De poes wuift naar de kater.
-
De kat heeft een lekkere muis gezien.
-
De werkman maakt een gat in de weg.
-
De man is ziek want hij bibbert.
-
Die dief maakt een gat in de muur.
-
Uit de doos komt een clown te voorschijn.
-
Het meisje draait aan de hendel van de doos.
-
Deze doos kan niet meer open gaan.
-
De wolf wordt betoverd en krijgt een meisjeshoofd.
-
De tovenaar straft de wolf en sluit hem op.
-
De wolf wil de tovenaar opeten.